Gepasseerd (zomaar een gedicht )

Ik zag laatst mijn zusje
en ik verborg mij achter een boom.
Ik had haar drie jaar niet gesproken
en herkende haar stem,
de manier van lopen,
haar korte haren en blauwe ogen.
Ik wilde lachen en huilen tegelijk,
op haar afsnellen en
en hallo zeggen en haar omhelzen.
Maar de boom stond in de weg
en ze liep voorbij.

Ajax-supporter

Gisteren had ik mijn echtgenoot overgehaald om toch maar met de trein op en neer naar Amsterdam te gaan. Want zoonlief vierde zijn dertigste verjaardag en met de auto is het best een behoorlijke afstand. Bovendien kun je er altijd verschrikkelijk lastig parkeren.
Op de terugweg kregen we zwaar spijt. Wat bleek? Bij Amsterdam Arena stond een kolkende menigte buiten op het perron op onze trein te wachten. Ajax had tegen PSV gespeeld en de wedstrijd was inmiddels afgelopen. Wij zaten heerlijk rustig in het bovenste gedeelte van de coupé en werden volkomen verrast door een naar binnenstormende grote groep Ajax-supporters. Hoeveel? Ik schat tussen de veertig, vijftig man. De zitplaatsen naast ons werden meteen veroverd. Overal om ons heen stonden ze te gillen en slogans met kankerjoden te schreeuwen. Al snel begon een groep hooligans in het achterste gedeelte van onze coupé net zo lang tegen de plafondlampen te slaan, tot het plastic op de grond viel en ze alles gingen vertrappen. De chaos werd in korte tijd groot. En niemand van het kleine plukje passagiers, onder wie mijn echtgenoot en ik, kon er iets tegen doen. Het overkwam ons gewoon. Ik voelde me onprettig en barstte van het gevoel van onmacht dat dit zomaar kon gebeuren!
Aan de Ajax-supporter tegenover me – een eind-twintiger met een vriendelijke uitstraling, behoorlijk aangeschoten- merkte ik zo neutraal mogelijk op dat dit de reputatie van Ajax-supporters toch geen goed deed. Hij haalde zijn schouders op. ‘U heeft gelijk, maar dat maakt mij niet uit. Ik ken ze niet. Ze horen bij een andere groep. Heeft u eigenlijk zelf kinderen?’
We konden hem geruststellen dat we er vier hadden. Pfjoew, hadden we ons zelf snel even uit het hokje gehaald dat we belegen truttige burgermensjes waren die niets gewend waren!
Waarop ik vroeg: ‘Kunnen jullie er dan echt niets tegen doen? Dit is toch geen normaal gedrag. Jij zat daarnet trouwens ook als een gek tegen het raam te hengsten en te schreeuwen.’
‘Jawel, maar ik maakte niks kapot. Dat was gewoon een lolletje.’
‘Dat kan wel zo zijn. Maar stel dat ik nou je moeder was,’ hield ik koppig vol, ‘zou je dat dan voor haar niet heel vervelend vinden, om hier zo tussen jullie in te moeten zitten?’
Daar moest hij een slok bier op nemen.
‘En de politie bellen?’ vroeg ik. ‘Zou dat dan helpen?’ Want ik voelde de drang om iets te DOEN! Ik was zelfs bereid om aan de noodrem te gaan hangen.
Zowel mijn echtgenoot als de supporter hielden me tegen. Geen optie. Daarna praatten we gezellig over andere dingen door, terwijl het achterste gedeelte steeds verder in een slagveld veranderde.
Toen we in Utrecht waren gearriveerd en ‘onze’ supporter (een gesprek met iemand doet blijkbaar wonderen) afscheid van ons nam, legde hij zijn hand op mijn schouder, aaide over mijn wang, kroelde door mijn grijze haren en wenste me verder nog een goede reis.

Dit kleine aanhankelijke gebaar van hem raakte me op de een of andere manier toch een beetje.